Woordgebrek

Als adolescent weet je één ding zeker: je treedt niet in de voetsporen van je ouders. Dus ging ik niet naar de School voor Journalistiek, maar besloot geschiedenis te gaan studeren. En waar verdien ik nu mijn brood mee? Met tekstschrijven, in navolging van mijn vader.

Tijdens het eerste studiejaar kwam een alumna vertellen dat ze was afgestudeerd op De kwaliteit van het linnengoed in De Beemster rond 1760. Dat gaapverwekkende toekomstbeeld deed me besluiten vriend Jeroen te volgen naar Culturele Studies, en dan de publicistische variant. Oftewel: journalistiek op universitair niveau. Daar heb ik het een en ander geleerd over schrijven – niet in de laatste plaats van de onvolprezen Hugo Brandt Corstius – maar schrijven leer je vooral al doende.

Gouden tip
Mijn vader heeft helemaal geen opleiding tot schrijver gevolgd; hij was autodidact. Was, want tot mijn grote verdriet is hij begin dit jaar plots overleden. In een van de vele in memoriams die daarna verschenen, schreef een oud-collega dat Frans hem de gouden tip had gegeven om in elk artikel ten minste één woord te gebruiken dat niet in Van Dale staat. Die tip had hij mij niet gegeven, misschien omdat ik dat advies onbewust al regelmatig volgde en vanaf nu bewust én consequent ga volgen; bij wijze van eerbetoon.

Rabberig
Vroeger gebruikten we thuis al woorden waarvan ik pas later ontdekte dat ze niet in het woordenboek staan. Zoals rabberig, waarvan ik de betekenis alleen met een voorbeeldzin kan uitleggen:Deze trui is te rabberig, die moet in de zak van Max.’ Daar zijn in mijn huidige thuis bijvoeglijke naamwoorden bijgekomen als knifterig (snel geïrriteerd), zwakkelijk (niet helemaal fit) en liemerig (zwakkelijk door matige koorts). Een habbekuk – eventueel met toevoeging van noga – is bij ons een sukkel en een trienhulde het vrouwelijke equivalent.

Onraak
Je kunt dus stellen dat ik mijn vaders liefde voor nieuwe of in onbruik geraakte woorden heb geërfd (kijk maar eens bij de Letterblog-categorie ‘nieuwe woorden’). Hij kon als geen ander met heel weinig woorden een dier, landschap of situatie roostreffend beschrijven. Tot dusver heb ik nog niet de juiste woorden kunnen vinden om mijn eigen in memoriam over mijn vader te schrijven. Ik kom niet verder dan platitudes als uniek en getalenteerd. En misschien bestaan ze wel helemaal niet, de juiste woorden om zijn nagedachtenis recht te doen. Voorlopig volstaat: ‘Ik mis je’.

4 reacties… reageer
  • Lilian Voshaar jul 19, 2019, 6:37 pm

    Ruiperig was de variant van mijn moeder, geboren in Rotterdam en opgegroeid in Delft. Gold voor kleren, maar ook voor de vacht van een dier.
    Mooie Blog weer Brigitte. Kijk uit naar je verhaal over je vader.

  • Hans Kuiken jul 20, 2019, 12:26 pm

    Het woord knifterig is een afgeleide van het Haagse woord kniftig. Beide betekenen vreemd, raar, niet goed werkend en kunnen betrekking hebben op zowel geestelijke gesteldheden als voorwerpen. In de oorspronkelijke betekenis komt snel geïrriteerd in het Haags niet voor. Advies:
    hanteer deze betekenis niet tegen een Hagenaar, je zal verkeerd begrepen worden.

  • Jacqueline Hofman aug 20, 2019, 10:13 pm

    Mooi Brigitte!
    Ik had een andere Buissink-variant als ouder; ook die had woorden die wérkelijk niemand gebruikt. Vooral nu ze er niet meer is gebruik ik ze overbodig veel. Gewoon omdat ze er dan is. De mooiste vind ik ‘frokje’ (“kind wat heb je een leuk frokje aan”.). Wat inhield dat je een leuk/Mooi bovenkleding-stuk aanhad. Of ‘doenig’ wanneer je maar bezig blijft…
    Je vader was een mooi mens Brigitte. Missen van een ouder is eigenlijk niet te doen.

    Liefs, J

  • Jan Stiemer mei 24, 2020, 4:24 pm

    Rabberig, mijn vrouw gebruikt dit woord regelmatig en dan vooral om het weer te typeren :dan weer wat wolken, dan weer wat zon, kortom wisselvallig.
    Rabberig hoor je hier (Oudorp bij Alkmaar)
    vrij vaak. Ik denk dat het uit het Westfries
    stamt.
    Heel leuk hoor uw verhaal !

Reageer op dit artikel

Vorige:

Volgende:

Letterhelden - Tekst- & communicatie-experts Amsterdam