Op 6 oktober brengt Van Dale een nieuwe druk uit, de vijftiende reeds. Ik ben nu al benieuwd welke nieuwe woorden daarin staan. En zou het niet fijn zijn als in deze druk melding gedaan wordt van woorden die door de redactie geschrapt zijn? Want wat daar het beleid in is, is mij niet helemaal duidelijk. Al bladerend in de veertiende druk kom ik een groot aantal woorden tegen die je toch nauwelijks gangbaar kunt noemen.
Ik noem: zoölatrie (‘godsdienstige verering van dieren’, daar kan ik me trouwens maar weinig bij voorstellen), gaaibollen (‘naar de mikvogel kegelen’, weet u wat een mikvogel is?). En wat dacht u van kafput, baaizout en grundel? Gelukkig blijkt beast niet de tegenspeler van de beauty, maar gaat het om een bijvoeglijk naamwoord met de betekenis: ‘met as bedekt’, maar ik dwaal af.
Tot mijn grote vreugde bevat het woordenboek ook nog een aantal ‘vergeten woorden’, die ik graag in het dagelijks taalgebruik zou verwelkomen als herintreder. Zoals daar zijn: versmachten ‘omkomen door gebrek aan hetgeen men nodig heeft of sterke begeerte’. Ook ben ik erg dol op reuze, véél charmanter dan super. De voorbeeldzin daarbij is ook zo fijn retro: ‘hij was reuze in zijn schik.’ En zou het niet leuk zijn als we weer ‘drommels’ gaan zeggen?
Als ik nog verder terugga in de tijd kom ik bij hinase, uit de elfde eeuwse versregel: Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu (‘Hebben alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij.’). Hinase is toch oneindig veel mooier dan behalve? Kwestie van stug volhouden: als jij en ik het gaan gebruiken en het slaat aan, dan staat het over een jaar of vijf in de zestiende druk. Drommels, met dat reuzeleuke idee, ben ik nu al in mijn schik.