Tot voor kort had ik een taalmaatje. Hij heeft onze wekelijkse ontmoetingen stopgezet, omdat hij het te druk kreeg met school. Of omdat hij me een betweterige zondaar vond, maar dat zou hij nooit zeggen.
Ik kreeg sowieso geen hoogte van hem – nog geen molshoopje kon ik opmaken uit zijn reacties. Elke vraag beantwoordde hij steevast bevestigend, hoewel in minstens de helft van de gevallen achteraf bleek dat hij het tegendeel bedoelde. Zou ‘ja’ in het Syrisch een ontkenning zijn?
Zijn Nederlands was overigens behoorlijk goed. Zeker als je bedenkt dat hij pas driekwart jaar hier woonde, waarvan vier maanden in overvolle sportzalen en andere deprimerende opvanglocaties. Toch waren er flink wat miscommunicaties. Op mijn vraag via WhatsApp: ‘Zullen we afspreken bij de Albert Cuypmarkt, ingang Ferdinand Bolstraat?’ Antwoordde hij: ‘Toen we elkaar ontmoeten op elk uur.’ Typisch gevalletje Google Translate bleek toen ik hem belde voor uitleg. Hij wilde weten hoe laat we zouden afspreken.
Andere spraakverwarringen kwamen door zijn uitspraak. Van buikpijn maakte hij puikbijn. Nu ik erover nadenk, gaf hij alle woorden die met een p beginnen een b. We spraken af in het bark, bij het fiestbad. ‘Waar zeg je?’ In het begin werd ik wat ongemakkelijk als hij weer eens klaagde dat hij geen vriendin had. Pas toen hij vertelde dat hij in Damascus wel vijftien ‘vriendin’ had, begreep ik dat hij vrienden wat ongelukkig uitsprak. Ook moest ik even nadenken over wat hij bedoelde toen hij vertelde dat zijn vriend was aangekomen op ‘Schiffol’. Heel logisch eigenlijk: ph spreek je uit als f.
Hij confronteerde mij met schier onuitlegbare inconsistenties in het Nederlands. Probeer maar eens helder uit te leggen wanneer je leggen of zetten gebruikt en ruiken of geuren. En in welke situaties reageer je met wat leuk, wat gezellig of wat vervelend? En dan die onmogelijke uitspraak. Ondanks zijn vastberaden voornemen alle woorden die ik voordeed na te zeggen, bleven duiven ‘doiven’. De ng kreeg hij met geen mogelijkheid aaneengesmeed. ‘Hon-ger’ bleek het hoogst haalbare. Waarschijnlijk is zijn spraakorgaan er niet op gebouwd.
Zijn benadering van het Nederlands kon ook poëtische vormen aannemen. Tijdens onweer was hij doodsbang. Het bracht hem terug naar de die laatste weken voor zijn vlucht, toen de wijk waar hij met zijn familie woonde werd gebombardeerd. ‘Die tijd was veel hard voor mij,’ vertelde hij. Zijn laatste appje luidde: ‘Blij u te weten.’ Ik jou ook, maatje. Succes in Nederland.